“Maar mijnheer, u hebt gemakkelijk praten, u kijkt met westerse ogen naar onze sleetse openbare ruimte!” zegt moderator en editor- in chief van Gdansk.pl portal, Roman Daszczyński.
Ik heb zojuist als panellid van Metropolitan Space een inleiding gegeven over Sociale veiligheid (CPTED) als bouwsteen voor ruimtelijke kwaliteit. Als antwoord neem ik Daszczyński en de zaal mee in een gedroomde wandeling door de hanzestad, houd een gloedvol betoog over hoe ik als buitenlandse gast altijd op de eerste avond mij de openbare ruimte in een Poolse stad eigen maak.
De locatie, waar ik na een seminar aanschuif om te dineren, Stary maneż, is slechts acht kilometer van mijn hotel in het centrum van Gdansk verwijderd. Omdat ik aan de vroege kant ben voor mijn eetafspraak besluit ik te gaan lopen. Ik heb geen smartphone en het adres is buiten de reikwijdte van toeristische bezienswaardigheden op de stadsplattegrond. Maar ik kijk nog even op mijn laptop op Googlemaps voor ik het scherm dichtklap en print de route op hoofdlijnen in mijn hoofd, langs de schouwburg, Polytechnika, een voorstadstation met een onuitsprekelijke naam. Ik weet het op gevoel vast wel te vinden. Het is vier uur wanneer ik het hotel verlaat. De zon gaat in Pommerania om 15.30 echter al onder.
Nou is op gevoel lopen niet altijd mijn sterkste punt. Maar wat kan er mis gaan? Het oude cavaleriecomplex ligt ingeklemd tussen Nowy Port en het Trojmiasti Park, het gebergte boven de wijk Oliwa. Ik weet dat ik de A 468 op hoofdlijnen moet volgen, zo ongeveer tot station Wrzszce en dan schuin “omhoog”. Dus ik zet de pas er in en loop over de donkere trottoirs naar het noorden. De publieke ruimte in Polen blijft rampzalig: struikelend over de schaars, laat staan gelijkmatig verlichte route ontwijk ik kuil na open put. Maar wat feestelijk om zo alleen op pad te zijn, in de wetenschap dat er een diner klaar staat en ik mijn gastheren van Obszar Metropolitany zal ontmoeten.
Na dik een uur lopen komt station Wrzszce in beeld en buig ik uit mijn geheugen puttend naar “boven” af. Het gaat goed. Totdat er zo’n gruwelijk met veel EU-geld neergekwakt mega-winkelcentrum Galeria Baltyka voor mijn ogen verschijnt. Totale desoriëntatie. “Help, moet ik nu wel of niet een van de naar het oosten buigende sporen over”? Ik besluit na wat bevragen van passerende jongeren – ik heb na twee jaar studie inmiddels schaarse kennis van de Poolse taal – het erop te wagen. Want ook hier kijkt de jeugd de godganse dag op een plasmascherm en heeft geen weet waar het zich in de werkelijke wereld bevindt. Ik kruis op goed geluk het spoor en loop naar wat later blijkt diametraal de verkeerde kant op. Inmiddels zijn bijna twee van de drie beschikbare wandel-dwaaluren op en bestudeer ik in een veel te fel aangelichte tunnel (schijnveiligheid, maar nu wel even fijn) het weinige kaartmateriaal dat ik bij me heb. En besluit, ondanks dat ik de manege niet zie staan, toch om te draaien en mijn weg onder een hoek van 180 graden te vervolgen. In de wirwar van flyovers en viaducten zie ik een peperbus, met daarop een concert aangekondigd in Stary maneż . Hoop gloort en ik spreek een jonge vrouw aan, wijzend naar de annonce. “Ja, dat is hier in de buurt” en ze wijst naar een onverlicht pad richting niemandsland. Ik kom in een Westergasfabriekachtige omgeving aan, maar dan van voor de gentrificatie. Industriële gebouwen, verlaten, duister, dan na een paar honderd meter een opgeknapte openbare ruimte: goed verlicht, gebruik van verantwoord natuursteen en zowaar van een voorzichtige waterpartij voorzien, duidelijk het begin van een creatieve broedplaats. Na honderd meter opgepimpt publiek domein tref ik een pop-up bar (waar natuurlijk nog geen alcohol mag worden geschonken) en na weer 100 meter is daar dan toch binnen tweeënhalf uur de apotheose in de vorm van de oude manege van de cavalerie.
Binnen is het seminar waar ik op aan zou sluiten qua eten nog in volle gang en ik wacht mijn tijd af. En langer. Ik had ongeveer nog een halve keer de dwaaltocht kunnen afleggen toen mijn gastheer uit de coulissen kwam. Even later voegde ik me bij het gezelschap, dat bleek te bestaan uit burgemeesters van de steden in het noorden van Polen en die van Warschau. Aangevuld met hooggeplaatsten, die op het aanstaande congres een sleutelrol spelen, zoals de plaatsvervangend minister van ruimtelijk-economische ontwikkeling. Die natuurlijk allemaal wel met de auto zijn gekomen.
“Kijk pan Daszczyński, mijn westerse ogen zijn dus wel degelijk aan de Poolse openbare ruimte gewend. In een Nederlandse situatie zou ik me wellicht onveilig gevoeld hebben, maar hier in Gdansk niet. Iedereen rijdt auto en ik mix eenvoudig in het duister met de have nots van de stad”. Op het gevaar af voor romanticus versleten te worden geef ik de microfoon terug aan Roman en het volgende uur is het panel met elkaar in gesprek. Naast me zitten een professor van de Polytechnische universiteit van Gdansk, een luitenant kolonel b.d. commandant van het combat-team van de GROM (een soort binnenlandse anti-terreur eenheid) en de voorzitter van een veiligheidsnetwerk van Baltische staten, gehuisvest in Letland. Het gaat in het gesprek waar het over een duurzame toekomst voor metropolen zou moeten gaan natuurlijk alle kanten op en ik merk dat de zaal al snel goed klaar is met de drammerige GROM-mer, die maar blijft herhalen dat in het vrije westen boeken zijn geschreven met pennen gedrenkt in bloed, gewonnen uit terreur. Ik geloof dat mijn zachte aanpak om veilige steden te creëren hout snijdt. Kreeg de hele dag veel positieve respons en ook de dag erna is het in een workshop met een counterterrorist van Scotland Yard prettig te horen dat ik niet de enige ben met een tegengeluid. Neem de professor van de universiteit van Wroclaw, die naast de waarschuwing dat ze in Polen banger zijn voor de Rus met zijn tanks in Kaliningrad, twee uur rijden tot Gdansk, dan die enkele terrorist die wellicht verdwaald in Polen opduikt. Of wat dacht de zaal van het vogelgriepvirus dat rondwaart en veel slachtoffers kan maken? Het relativeren van angst is een hele kunst.